De perfecte schnitzel is zacht van binnen en krokant van buiten. Naast het juiste vlees is het paneren van groot belang. Het gaat in drie stappen en de juiste volgorde is belangrijk. Eerst gaat de schnitzel door de bloem, vervolgens wordt het bedekt met een losgeklopt ei en dan paneren (bij voorkeur met beschuitpaneermeel).
maar de ene schnitzel is de andere niet. Wil je een écht lekkere schnitzel dan is goed vlees en de juiste bereiding het recept om verschil te maken.
1. Leg het vlees tussen twee stukjes huishoudfolie en sla het vlees met een vleeshamer, deegroller of pan plat tot een dikte van 3 tot 5 mm. Of vraag je Keurslager om dit te doen.
2. Meng -voor de luchtigheid- het mineraalwater met de eieren en klop het mengsel los.
3. Bestrooi de platgeslagen varkenslapjes met zout, haal de varkenslapjes door de bloem en klop het overtollige bloem eraf.
4. Haal de schnitzels door het ei en zorg dat ze helemaal met ei bedekt zijn.
5. Haal de schnitzels door het paneermeel. Druk dit licht aan tot het vlees goed bedekt is met paneermeel.
6. Verhit de olie in een pan tot 180 graden.
7. Bak de schnitzels hierin. Houd ze in beweging, zodat ze mooi souffleren (luchtig worden).